Coeliakie

COELIAKIE

Coeliakie (spreek uit: seu-lia-kíe) is een intolerantie voor gluten. Bij coeliakie veroorzaakt voedsel dat gluten of sporen van gluten bevat beschadiging van het slijmvlies van de dunne darm. Gluten is een eiwit dat voorkomt in tarwe, rogge, gerst, spelt en kamut. De enige behandeling tot nu toe is het volgen van een levenslang glutenvrij dieet. Een gezonde dunne darm heeft aan de binnenkant een groot oppervlakte aan darmvlokken, die voor voedselopname vormen. De darmvlokken van een coeliakiepatiënt kunnen geen gluten verdragen: ze gaan kapot (vlokatrofie). Slechte opname van de voedingsstoffen uit het voedsel kan het gevolg zijn. Om normaal te kunnen functioneren heeft ons lichaam deze voedingsstoffen nodig.

Voor uitgebreide informatie over coeliakie, kijk op de website van onze partner MLDS.

Wat is de oorzaak van coeliakie?

Er bestaan al heel lang aanwijzingen dat bij mensen met coeliakie het afweersysteem in de dunne darm ontregeld is, dit wordt ook wel een auto-immuunziekte genoemd. Normaal gesproken zorgt het afweersysteem ervoor dat schadelijke stoffen die het lichaam binnen dringen, zoals bepaalde virussen of bacteriën, onschadelijk worden gemaakt. Een gezond afweersysteem van de darm herkent gluten als een voedselbestanddeel dat ongevaarlijk is en neemt het zonder problemen op in het lichaam. Het lichaam van iemand met coeliakie beschouwt gluten als een schadelijke stof. Door deze verstoorde reactie van het afweersysteem raakt het darmslijmvlies beschadigd en wordt het belemmerd in haar vitale taken.

Erfelijke factoren. Hoe coeliakie precies ontstaat, is nog niet bekend. Het is wel zeker dat er erfelijke factoren bij betrokken zijn. Coeliakie heeft een sterke associatie met de zogenaamde HLA-genen (Human Leucocyte Antigen) op chromosoom 6. Zo’n 90 tot 95% van de coeliakie-patiënten heeft HLA-DQ2. Bij de overigen wordt meestal DQ8 gevonden. Als iemand DQ2 of DQ8 heeft, wil dat overigens nog niet zeggen dat diegene ook daadwerkelijk coeliakie zal krijgen; ongeveer 30% van de Nederlandse bevolking heeft HLA-DQ2. Lang niet iedereen die HLA-DQ2 heeft zal dus coeliakie ontwikkelen. Uit onderzoek blijkt dat coeliakie voorkomt bij 3 tot 10% van de eerstegraads familieleden (ouders, broers, zussen, kinderen) van coeliakiepatiënten. Niet iedereen met coeliakie heeft duidelijke klachten, daarom wordt dit soms niet eens opgemerkt. Dit onderstreept het belang van het screenen van naaste familieleden op coeliakie. Dit kan beginnen met een bloedtest bij de huisarts.

Wat zijn de symptomen van coeliakie?

De meest voorkomende klachten bij coeliakie zijn:

  • Bloedarmoede
  • Chronische diarree of juist verstopping
  • Smeuïge, stinkende ontlasting
  • Opgezette buik
  • Weinig eetlust
  • Overgeven
  • Ondergewicht, dunne armen en benen
  • Huilerigheid, depressiviteit
  • Sterke stemmingswisselingen
  • Groeistoornissen bij jonge kinderen en vertraagde pubertijd
  • Onvruchtbaarheid
  • Botontkalking
  • Aften
  • Afwijkingen aan het tandglazuur

Tegenwoordig blijkt dat coeliakie zich kan presenteren met een vaag of enkel symptoom als buik­pijn, obstipatie (verstopping), kleine lengte, verlate puberteit of bloedarmoede. Maar er zijn ook mensen met coeliakie die zelfs geheel klachtenvrij zijn, dat overigens niet wil zeggen dat de coeliakie geen nadelige gevolgen voor de gezondheid heeft. Bij kinderen met de klassieke vorm van coeliakie openbaren de klachten zich al vóór de leeftijd van twee jaar met diarree, slechte groei, platte billen en een door gasophoping (winderigheid) bolle buik. Bij die kinderen beginnen de klachten meestal kort nadat zij voedsel met granen gaan eten. Wanneer coeliakie op latere leeftijd wordt vastgesteld, kan blijken dat de overgevoeligheid voor gluten zich pas later heeft ontwikkeld. Het kan echter ook zijn dat deze mensen de aandoening al hun hele leven hebben. Omdat zij weinig of geen klachten hadden is er nooit aan coeliakie gedacht.

Gecombineerde aandoeningen

Bepaalde aandoeningen treden vaker op samen met coeliakie. Zo kunnen sommige mensen met coeliakie niet tegen melksuiker (lactose). Dit wordt ook wel lactose-intolerantie genoemd. Deze mensen moeten niet alleen een dieet volgen dat gluten­vrij is, maar dat ook weinig lactose bevat. Dit lactosebeperkt dieet is meestal tijdelijk. Wanneer de darmwand zich heeft hersteld, kan vaak met de lactosebeperking worden gestopt. Bij mensen met coeliakie komt vaker diabetes mellitus type I (suikerziekte) voor dan bij de rest van de bevolking. Ook bepaalde schildklierafwijkingen (een te snelle werking van de schildklier) komen vaker bij coeliakiepatiënten voor. Mogelijk heeft 5 tot 10% van de mensen met het syndroom van Down ook coeliakie. Gewrichtsproblemen, zoals reumatoïde artritis en een verstoorde vochthuishouding (droge ogen) zoals het syndroom van Sjögren, kunnen aanleiding zijn om iemand op coeliakie te onderzoeken.

Dermatitis herpetiformis. Dermatitis herpetiformis (ook wel ziekte van Dühring genoemd) is een aan coeliakie verwante huidaandoening. Ook deze ziekte ontstaat door een overgevoeligheid voor gluten, maar lang niet iedereen met coeliakie heeft hier last van. De behandeling van dermatitis herpetiformis bestaat, naast gerichte medicatie, uit het volgen van een glutenvrij dieet.

Wat is de diagnose van coeliakie?

Er zijn twee leeftijdscategorieën waarin coeliakie het meest geconstateerd wordt. De eerste piek valt tussen het zesde en tiende jaar, de tweede tussen de twintig en veertig jaar.

bloedBloedonderzoek. Voor het stellen van de diagnose coeliakie wordt meestal eerst een bloedonderzoek uitgevoerd. Hierin wordt gekeken naar het voorkomen van antilichamen tegen weefsel­transglutaminase (IgA tTGA) en endomysium (IgA EMA) in het bloed. Is de uitslag positief (dat wil zeggen dat de antilichamen in het bloed te vinden zijn), dan is de kans groot dat er sprake is van coeliakie. Er moet echter altijd nog een darm­onderzoek (zie hieronder) plaatsvinden om de diagnose te bevestigen, aangezien het bloedonderzoek niet voor 100% betrouwbaar is. Is de uitslag negatief (dat wil zeggen dat de antilichamen niet in het bloed te vinden zijn), dan sluit dat coeliakie niet volledig uit. De bloedtests kunnen soms ook bij mensen met coeliakie normaal zijn. Bij klachten die bij coeliakie zouden kunnen passen, is het dus altijd verstandig om een dunnedarmbiopsie te laten verrichten, ook als de bloedtests op coeliakie-antilichamen geen afwijkingen laten zien.

Dunne Darmbiopt. De enige zekerheid dat iemand coeliakie heeft, geeft een dunnedarm biopsie. De behandelend arts gaat hiertoe over nadat laboratoriumonderzoek en eventueel aanvullende testen aanleiding geven om aan coeliakie te denken. Bij een dunnedarmbiop­sie wordt een dunne buigzame slang (endoscoop) via de mond en maag ingebracht in de dunne darm. Met een soort paktangetje worden kleine stukjes weefsel van het dunnedarmslijmvlies weggenomen en onderzocht. Wanneer darmvlokken ontbreken of ernstig beschadigd zijn, wordt het vermoeden van coeliakie bevestigd. Het is dan noodzakelijk om met een glutenvrij dieet te beginnen, zodat het darmslijmvlies zich kan herstellen.

De behandeling: het glutenvrije dieet

glutenDe enige manier om deze klachten te voorkomen of te bestrijden is het strikt volgen van een dieet zonder gluten. Dankzij het glutenvrije dieet kan het dunne darmslijmvlies zich herstellen. Heeft men eenmaal een overgevoeligheid voor gluten, dan blijft die het hele leven bestaan. Telkens wanneer de darmwand met gluten in aanraking komt, ontstaat er een beschadiging. Het dieet moet levenslang gevolgd worden.

Glutenvrij eten. Coeliakie is een chronische aandoening. Maar met een levenslang glutenvrij dieet kunnen de afwijkingen volledig verdwijnen. Ook sporen van gluten moeten vermeden worden. Zelfs de kleinste hoeveelheid gluten kan de darmwand beschadigen, ook al krijgt de patiënt hier soms geen lichamelijke klachten van. Door het vermijden van gluten kan het darmslijmvlies zich herstellen en zullen de klachten (grotendeels) verdwijnen. Na enkele maanden of jaren zal de dunne darm weer alle voedingsstoffen die ons lichaam nodig heeft uit de voeding opnemen.

In het glutenvrije dieet maken we onderscheid tussen drie groepen voedingsmiddelen:

  • Van nature glutenvrije basisproducten. Er zijn producten die van nature glutenvrij zijn zoals: aardappelen, rijst, maïs, boekweit, gierst, teff, sorghum, quinoa, amaranth, soja, tapioca en talloze verse producten zoals groente, fruit, melk, vis/vlees/gevogelte (mits ongepaneerd, ongekruid en niet in een beslag verwerkt) en eieren.
  • Glutenvrij gemaakte dieetproducten. Deze producten zijn van nature niet glutenvrij, maar bestaan onder andere uit ingrediënten die glutenvrij gemaakt zijn (bijv. glutenvrij gemaakt tarwezetmeel). Deze producten voldoen aan de codex alimentarius en aan de Europese wetgeving (EG nr 41/2009). Deze producten dragen de claim ‘glutenvrij’ al dan niet gepaard gaande met het CG-symbool (crossed grain symbol = de doorgestreepte aar). Deze producten zijn verkrijgbaar in reform- en gezondheidswinkels, via internet en grootleveranciers van glutenvrije producten. Voor een lijst van leveranciers van glutenvrije producten zie: www.glutenvrij.nl
  • Samengestelde producten die op ingrediëntenbasis glutenvrij zijn. Deze producten treft u aan in de gewone supermarkt of bij uw grootleveranciers. Ook wanneer een product de claim ‘glutenvrij’ en/of het CG-symbool niet op het etiket heeft staan, kan dit product op basis van ingrediënten wel geschikt zijn voor gebruik in het glutenvrije dieet. Controleer aan de hand van de ingrediëntendeclaratie op het etiket of het product geschikt is.

Een overzicht van glutenvrije en niet glutenvrije producten

  • Glutenvrije producten: Maïs, rijst, boekweit, gierst, teff, sorghum, quinoa, amaranth, soja, tapioca, maïzena, maïsgriesmeel (polenta), aardappel en –meel, peulvruchten, groente, fruit, melk, vis/vlees/gevogelte (mits ongepaneerd, ongekruid en niet met meel bestrooid), olie, ei, (gemodificeerd) zetmeel van genoemde glutenvrije granen.
  • Glutenbevattende producten: Gluten komt voor in: tarwe, rogge, gerst, spelt en kamut en producten op basis van deze granen zoals: bloem, meel en (gemodificeerd) zetmeel van deze granen, pasta, bami, griesmeel, gort, mout, couscous, bulgur, brood, beschuit, crackers, paneermeel, koek, gebak, soepen en sauzen (gebonden met meel of roux van bovengenoemde granen), croutons, snacks (kroketten, frikadellen, nasischijven etc.). Verder wordt vooral tarwe in de vorm van tarwezetmeel in diverse producten verwerkt als bindmiddel of glansmiddel. Voorbeelden zijn: bouillonblokjes, kruidenmengsels, smaakmakers, kant-en-klaarsauzen, ijsproducten en sommige dropsoorten.
  • Haver. Uit onderzoek blijkt dat haver op zich niet schadelijk is voor de meeste mensen met coeliakie. In Nederland is bijna alle haver vermengd met tarwe, waardoor het gluten bevat. Sinds een aantal jaren zijn er haver en haverproducten op de markt te koop afkomstig uit een glutenvrije keten en geschikt bevonden voor gebruik in het glutenvrije dieet. Vraag de leverancier van glutenvrije producten na welke dit zijn.




Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen rondom coeliakie >