De drolfossiel
De drolfossiel
– Karine Hoenderdos, diëtiste –
Ik bezoek het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam. Tussen de skeletten, de domino-mus, de opgezette tijgers en apen, de opgeprikte vlinders en schelpen vind ik een vitrine met een onooglijk fossiel. Vitrines die onooglijk ogen zijn vaak juist de moeite waard, zo merkte ik al vaker in musea, dus gretig lees ik het kaartje met toelichting. Het is een coproliet.
Een wat? Een fossiel van een drol. Deze coproliet is van een hyena, die veel botten op het menu had staan, waardoor de kalkhoudende drol gemakkelijk kon fossiliseren. Een fossiele drol van miljoenen jaren oud! Mijn fantasie slaat op hol. Zouden er van mensen ook fossiele drollen bestaan? Zou de drol van de oermens er anders uitzien dan die van de huidige mens? Zouden onze verre toekomstouders straks ergens onze drollen kunnen vinden en analyseren? Om met het laatste te beginnen: vast niet. In ons ingenieuze rioolstelsel kan een drol niet overleven. Alleen in het wild gelegde uitwerpselen maken misschien een kans om ooit als fossiel in een vitrine te belanden. Zoals de drollen van oermensen, want ook zij hebben coprolieten achtergelaten, zo lees ik op Wikipedia. Er is zelfs eens een kannibaal postuum door de mand gevallen, na bestudering van zijn versteende drol. ‘Een coproliet geeft informatie over de gezondheid en het dieet van de maker’, aldus Wikipedia. Dat is mooi gezegd en dat geldt ook voordat de drol een fossiel is geworden. Een verandering van de ontlasting kan immers een teken zijn van een verandering in de gezondheid van de darmen. Daarom is het zo jammer dat de ontlasting in de moderne doorspoeltoiletten meteen uit het zicht verdwijnt. Goed tegen geurtjes, maar het gevolg is wel dat de gemiddelde Nederlander geen idee meer heeft hoe zijn drollen er uit zien. Laat staan zijn drollen uit het verre verleden.