Coeliakie

Kinderen met glutenintolerantie verdragen haver goed

Italiaanse onderzoekers hebben in 171 kinderen tussen de vier en veertien jaar met coeliakie (glutenintolerantie) onderzocht of haver toegevoegd kon worden aan een glutenvrijdieet.

De huidige therapie voor mensen met coeliakie bestaat uit het vermijden van gluten (tarwe, rogge en gerst). Vaak is haver ook niet inbegrepen in een glutenvrijdieet, maar er is weinig bewijs voor het nut van het weglaten. Indien kinderen met coeliakie haver kunnen eten zal dit voor extra voedingsstoffen zorgen en meer comfort.

De 171 kinderen hadden allen aangetoonde coeliakie (dunne darmbiopt) en volgden al minstens twee jaar een glutenvrijdieet. Vervolgens werden de kinderen over twee groepen verdeeld: groep A, een glutenvrijdieet met haver en groep B, een glutenvrijdieet met ‘inactief’ haver. De diëten werden zes maanden aangehouden, waarna de kinderen na een periode van drie maanden weer op een glutenvrijdieet het andere dieet volgden (cross-over design). Klachten werden bijgehouden aan de hand van een dagboek, bloedtesten en een urinetest (intestinal permeability test).

In beide groepen werd een significante afname van de klachten gezien (P<0.001). Gedurende de studie werd er geen verschil gezien tussen wel of geen haver bij het glutenvrije dieet, zowel niet in groep A als B (P=0.44, P=0.24).

Uit de studie lijkt naar voren te komen dat haver aan een glutenvrijdieet kan worden toegevoegd zonder dat de coeliakie klachten verergeren. De directe afname van klachten in beide groepen lijkt samen te hangen met ‘het betrokken zijn bij een studie’.

De studie loopt nog verder dus definitieve resultaten zullen later verschijnen, waaronder waarschijnlijk ook de uitkomsten van de bloedtesten.

 

Dit stuk is geschreven door drs. Linda Wanders, arts-onderzoeker Maag- Darm- Leverziekten

Bron: Gatti S, et al. Oats in the diet of children with celiac disease: preliminary results of a double-blind, randomized, placebo-controlled multicenter italian study. Nutrients. 2013 Nov 20;5(11):4653-64. doi: 10.3390/nu5114653.