DUNNE DARM
De dunne darm is een lange buis van wel zes meter lang. Tijdens de reis door de dunne darm is er dus alle tijd voor een goede spijsvertering. Het voedsel komt vanuit de maag, terecht in de twaalfvingerige darm (duodenum), de start van de dunne darm. De dunne darm kan verder worden opgesplitst in de nuchtere darm (jejunum) en de kronkeldarm (ileum). De vele enzymen in de dunne darm breken het voedsel af tot kleinere deeltjes die vervolgens makkelijker in ons lichaam zijn op te nemen.
Zo groot als een tennisveld
De darmwand bevat talloze plooien, waarop darmvlokken ’villi’ zitten. hierdoor is het totale oppervlakte van de darm zo groot als een tennisveld (150-200m²). Deze villi zorgen ervoor dat deze voedingsstoffen worden opgenomen door het lichaam. Tussen de plooien en de darmvlokken liggen kleine klierbuisjes, die darmsap produceren.
Afweer tegen schadelijk indringers
In de dunne darm leven goede bacteriën, die meehelpen bij de spijsvertering en zorgen dat schadelijke bacteriën geen kans krijgen. Als deze goede bacteriën in balans zijn, geven zij geen ruimte aan de schadelijke bacteriën om zich te huisvesten. Daarnaast zitten in de dunne darm ook de Peyerse platen met de speciale M-cellen. Dit zijn immuuncellen die interactie aangaan met de darmbacteriën. De Peyerse platen zijn een zeer belangrijk onderdeel van het immuunsysteem: ze polsen continu de inhoud van de darm en kunnen zo een gepaste immuunreactie op gang brengen. In en tussen de platen zitten actieve immuuncellen zoals M-cellen, maar dieper ook de macrofagen, dendritische cellen, B cellen en T cellen. Het bijzondere is dat de Peyerse platen erg klein zijn. De darmen hebben, als ze helemaal gladgestreken worden, een oppervlak gelijk aan een tennisveld. Als we hetzelfde doen met de Peyerse platen, dan hebben die slechts een oppervlak van een A4tje, desondanks hebben ze wel een enorm belangrijke taak!
We hebben ook nog andere sensoren in onze darm. Dendritische cellen, die lange voelarmen hebben, kunnen voelen wat er in de darm allemaal voorbijkomt zoals voedsel, vocht maar ook potentiële ziekteverwekkers. Ze zijn vooral geïnteresseerd in bacteriën en virussen en toxines. Wanneer ze bacteriën detecteren, wordt dit bericht doorgegeven aan het immuunsysteem. Zodra een ziekteverwekker herkend wordt, worden gespecialiseerde immuun cellen geactiveerd. Dit zijn de T-cellen en de B-cellen. Deze cellen verlaten de Peyerse platen via de lymfe en gaan op weg naar een lymfeklier (ook wel lymfeknoop genoemd). Eenmaal aangekomen in de lymfeklieren gaan deze cellen zich in en rondom de kiemcentra nestelen. Hier worden vervolgens antistoffen gemaakt tegen de ziekteverwekker die herkend is.
Voor elke individuele ziekteverwekker, zoals een slechte bacterie of virus, wordt een specifieke antistof gemaakt. Vandaar dat dit deel van het immuunsysteem ook wel het specifieke immuunsysteem genoemd wordt. Deze bijzondere immuunreactie wordt bovendien onthouden in het geheugen van het immuunsysteem. Wanneer dezelfde ziekteverwekker nog eens langskomt, kan het lichaam veel sneller reageren omdat het al weet welke antistoffen gemaakt moeten worden. Dit is bijvoorbeeld ook de reden waarom jonge kinderen ingeënt worden. Zo kan het lichaam zich vast voorbereiden voor het geval er een echte ziekte langskomt en staan de antistoffen alvast klaar om in actie te komen.
Dendritische cellen herkennen echter ook de goede bacteriën. Alhoewel er bij deze contacten geen T-cellen of B-cellen op reis gaan naar de lymfeknopen, zijn deze goedaardige contacten tussen het immuunsysteem en de goede bacteriën nuttig om het immuunsysteem actief te houden. Bij jonge baby’s is dit zelfs noodzakelijk om het immuunsysteem te helpen ontwikkelen. Na de dunne darm komen de resten van de spijsvertering terecht in de dikke darm.
Vervolg de reis naar de dikke darm >