Behandeling van extra-intestinale manifestaties
Colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn zijn chronische ontstekingen in het maagdarmkanaal. Wat veel mensen niet weten is dat de ziekte zich ook buiten het maagdarmkanaal kan uiten. Soms zijn deze uitingen veel vervelender en actiever dan de darmziekte zelf. Manifestatie van ontstekingen buiten het maagdarmkanaal worden extra-intestinale manifestaties (EIMs) genoemd.
De orgaansystemen die vaak zijn aangedaan zijn de gewrichten, huid en ogen. Zo komen er gewrichts-, huid- en oogontstekingen voor tijdens een actieve darmontsteking, maar de EIMs kunnen ook optreden als de darmziekte rustig is. Uit eerder onderzoek is gekomen dat vrouwelijke-, Crohn- en actief rokende patiënten een hoger risico hebben op het ontwikkelen van EIMs. Het precieze onderliggende mechanisme, en de reden waarom EIMs vaker voorkomen in deze groepen, is nog onduidelijk. Een gedachte is dat als de darmwand ontstoken is, er uit de darmwand bepaalde darmbacteriën lekken zodat deze bacteriën op andere plekken in het lichaam kunnen komen. Favoriete plekken zijn warme en vochtige locaties, zoals in gewrichtsspleten (waar gewrichtsvocht zit) of in het oogvocht. Een andere gedachte is dat (ontstekings-)cellen in het lichaam met de chronische darmziekte ook op andere plekken in het lichaam op ‘ scherp’ staan en een buitengewone reactie geven op normale prikkels (zoals roken of hormonen). De behandeling van deze EIMs zijn lastig. De aandoeningen zijn hardnekkig en vaak helpt lokale (op de plek zelf) behandeling niet genoeg. Er zijn systemische middelen nodig, maar deze middelen hebben een breder effect op het hele immuunsysteem en kunnen daardoor vervelende bijwerkingen geven.
“De behandeling van deze EIMs zijn lastig. De aandoeningen zijn hardnekkig en vaak helpt lokale (op de plek zelf) behandeling niet genoeg.”
Het overzichtsartikel van Greuter heeft de uitkomsten van de afgelopen onderzoeken verzameld en uiteengezet. Zij kwamen tot de conclusie dat de meeste EIMs kunnen worden behandeld met dezelfde middelen als die voor de IBD worden gebruikt. Met name de anti-tumor necrosis factor (TNF), zoals adalimumab en infliximab, lijken het meest effectief voor de behandeling van EIMs bij patiënten met IBD. Deze middelen werken ook goed voor de IBD zelf. Dat is gunstig omdat de EIMs vaak kunnen opspelen zodra de darmziekte onrustig wordt. Verder lijken de nieuwere middelen, de anti-integrines zoals vedolizumab, en Janus Kinase (JAK)-remmers zoals ustekinumab, ook effectief als de gewrichten of huid aangedaan zijn. Die laatste middelen zijn nieuwer en daardoor minder onderzocht bij IBD, wel zijn er meer studies naar gedaan in de reumatologie omdat ze daar meer worden gebruikt dan bij de IBD. Belangrijk is dat de anti-TNF’s soms als bijwerking ook huidaandoeningen kunnen geven. Er moet daarom ook altijd gekeken worden naar de huidige medicatie van een IBD patiënt. Als de darmziekte rustig is op een middel, is het goed om de patiënt hierop te houden. Als bijvoorbeeld diezelfde patiënt een EIM ontwikkelt, kan de keuze om te switchen naar bijvoorbeeld een anti-TNF lastig zijn. Er is dan namelijk een kans dat de darmziekte hier minder goed op reageert met het risico op een opvlamming. Vaak vinden patiënten dat nog vervelender. Het is dus altijd belangrijk om een goede afweging te maken tussen de invloed van de EIM in het dagelijks leven, de status van de darmziekte, huidige medicatie en kans op bijwerkingen.
Bron:Jansen FM, Vavricka SR, den Broeder AA, de Jong EM, Hoentjen F, van Dop WA. Clinical management of the most common extra-intestinal manifestations in patients with inflammatory bowel disease focused on the joints, skin and eyes. United European Gastroenterol J. 2020 Nov;8(9):1031-1044..
Lees ook:
- Antidepressivum laat goede effecten zien bij PDS
- Parkinson uit zich vaak eerst met maagdarmklachten
- Anti-TNF medicatie of een operatie als eerste behandeling bij de ziekte van Crohn
- Hoger risico op lange termijn complicaties door persisterende vlokatrofie bij coeliakie
- Thalidomide effectief tegen terugkerend bloedverlies bij angiodysplasie