Darm-brein

Parkinson uit zich vaak eerst met maagdarmklachten

Het enterisch zenuwstelsel (ENS), dat wordt beschouwd als ons tweede brein, is het deel van het autonome zenuwstelsel dat het spijsverteringskanaal controleert. 

Het bevindt zich over de gehele lengte van het spijsverteringskanaal en bestaat uit meer dan 100 miljoen zenuwcellen, neuronen genaamd. Het speelt een centrale rol bij de bewegingen van het maagdarmkanaal, de opname van voedingsstoffen en de controle van de darmbarrière die het lichaam beschermt tegen externe ziekteverwekkers.

De hypothese van Braak suggereert dat het spijsverteringskanaal het startpunt zou kunnen zijn voor de ziekte van Parkinson. Het feit dat bijna alle patiënten met de ziekte van Parkinson spijsverteringsproblemen ervaren suggereert dat de ziekte van Parkinson ook een gastro-intestinale component heeft. Er zijn ook verbanden beschreven tussen maagdarm symptomen en de ziekte van Alzheimer en cerebrovasculaire ziekten (HVZ), waardoor onderzoek op grotere schaal gerechtvaardigd is.

Een Amerikaanse onderzoeksgroep identificeerde 24.624 patiënten met de ziekte van Parkinson in de case-control-analyse en vergeleken ze met controlepersonen zonder neurologische ziekte. Ze identificeerden ook personen met de ziekte van Alzheimer en hart- en vaatziekten, om vroege gastro-intestinale symptomen te bestuderen. In de tweede instantie werden 18 cohorten met elke blootstelling (verschillende gastro-intestinale symptomen, appendectomie, vagotomie) vergeleken met hun negatieve controles (NC) voor de ontwikkeling van de ziekte van Parkinson, de ziekte van Alzheimer of CVD in 5 jaar.

Maagverlamming (gastroparese), slikklachten (dysfagie) en het prikkelbare darm syndroom (PDS) zonder diarree of obstipatie bleken in beide patiëntcontroles specifieke associaties te hebben met de ziekte van Parkinson (vs NC, de ziekte van Alzheimer en CVD) (odds ratios [OR] allemaal P < .0001 ) en cohortanalyses (relatieve risico’s [RR] allemaal P < .05). Terwijl functionele dyspepsie, PDS met diarree, diarree en fecale incontinentie niet specifiek waren voor de ziekte van Parkinson, vertoonde PDS met obstipatie en darmpseudo-obstructie specificiteit voor de ziekte van Parkinson in de case-control (OR, 4,11) en cohort (RR, 1,84) analyses. Appendectomie verminderde het risico op de ziekte van Parkinson in de cohortstudie (RR, 0,48). Noch inflammatoire darmziekten, noch vagotomie waren geassocieerd met de ziekte van Parkinson.

Schade aan het zenuwstelsel door afzettingen van alfa-synucleïne (een eiwit dat een belangrijke rol speelt bij de ziekte van Parkinson) zou dus vroeg optreden en voorafgaan aan schade aan het centrale zenuwstelsel, waardoor bewijs wordt geleverd ter ondersteuning van de hypothese van Braak.

“Schade aan het zenuwstelsel door afzettingen van alfa-synucleïne […] zou dus vroeg optreden en voorafgaan aan schade aan het centrale zenuwstelsel.”

Appendectomie leek beschermend te zijn, wat leidde tot aanvullende speculaties over de rol ervan in de pathofysiologie van de ziekte van Parkinson. Aanvullende mechanistische studies zijn daarom nodig om oorzaak-gevolg vast te stellen en de darm-hersen-as of de rol van dysbiose en van darmpermeabiliteitsproblemen te bevestigen.

Concluderend laat dit onderzoek zien dat vroege gastro-intestinale symptomen (dysfagie, gastroparese, obstipatie en PDS zonder diarree) geassocieerd zijn met een verhoogd risico op de ziekte van Parkinson, zoals wordt gesuggereerd volgens de hypothese van Braak.

Bron: Konings B et al. Gastrointestinal syndromes preceding a diagnosis of Parkinson’s disease: testing Braak’s hypothesis using a nationwide database for comparison with Alzheimer’s disease and cerebrovascular diseases. Gut 2023;72:2103–2111.

Lees ook: